Onbekend
Dit brede stenen zaalhuis op de hoek van de Markt met de vroegere Tolbrugstraat behoorde tot de belangrijkste gebouwen van de stad. Bij de sloop in 1910 zijn documentaties verricht door J. Mosmans. Over het pand zijn verschillende publicaties verschenen, zodat hier volstaan kan worden met de belangrijkste bouwhistorische gegevens. Het stenen huis zal in de eerste helft van de 13de eeuw zijn gebouwd op een groot breed terrein dat aan de achterzijde tot aan de Binnendieze doorliep. Het huidige perceel is even breed als de cijnsmaat in de 16de eeuw: 36 voet (= 10,35 m). Het oorspronkelijke perceel was bijna eens zo breed. Wanneer de deling heeft plaatsgevonden is niet duidelijk, maar in 1302 is dit al een feit. Het afgescheiden perceel is dan in drie smalle percelen onderverdeeld. In een akte uit 1330 worden drie 'mansiones' | 213 |
vermeld naast 'De Roodenburg', waaruit we mogen concluderen dat er dan een huis naast 'De Roodenburg' staat. Waarschijnlijk stond het pand oorspronkelijk vrij. De zijgevel was voorzien van waterspuwers en twee kelderlichten in het achterste gedeelte, wat duidt op een onbebouwd buurerf. De gevel was echter blind. Het ontbreken van ramen wijst op bebouwing vlak naast het huis of op plannen om dit te bouwen. De linker zijgevel die aan de openbare straat grensde, bezat wèl ramen. Mogen we uit deze elkaar strijdige gegevens concluderen dat de maat van 5 voet in de cijnsboeken betrekking heeft op het steegje van die breedte, dat bij het buurpand is beschreven? Aan het eind van de 15de eeuw en in de eerste helft van de 16de eeuw is het pand in gebruik als kantoor voor de stadsrentmeesters. Dirk van Beerse is dan bezitter en bewoner. Hij was stadsrentmeester en hield als het ware kantoor aan huis. Er logeren in die tijd belangrijke personen in het pand. Het is dan gedeeltelijk verhuurd aan meerdere mensen, waaronder een kramer. In het cijnsboek van 1520 wordt Dirk aangeslagen voor het 36 voet brede perceel. Hij moet ook betalen voor een kelder onder de straat en een 'cloaca', een goot die loopt van het einde van de 'erfenisse' tot de Dieze, bij de brug. Bij de haardentelling van 1553 blijkt de bezitster, de weduwe van Dirk die Wolff, te moeten betalen voor vijf schouwen. Bij haar woont haar zwager Gerrit Willegermans, wijntapper, die voor één schouw wordt afgerekend. Het schilderij van de Lakenmarkt geeft een schoorsteen weer in de achtergevel. Het paneel van het Schermersoproer laat ook twee schoorstenen tegen de linker zijmuur zien. In 1569 wordt de kelder afzonderlijk verhuurd. Bij de opgave voor inkwartiering in 1603 blijken er soldaten in de kelder te zijn ondergebracht. Deze was half boven het maaiveld gelegen en bevond zich onder het hele huis. Hij bezat een houten balklaag met onderslagbalken en randbalken, vergelijkbaar met 'De Moriaan'. De kelder was vanaf de Markt bereikbaar via een overbouwde trap aan de rechterzijde. Aan de andere kant was een pothuisje, dat in 1586 als winkel is verkocht. Mogelijk had de kelder ook aan de achterzijde een ingang die later, na de bouw van het achterhuis, is vervangen door een verbinding met de achterkelder. Op de 16de-eeuwse schilderijen staat 'De Roodenburg' als een groot hoog stenen gebouw afgebeeld met een rijke trapgevel | 214 |
met een hoge begane grond en drie verdiepingen met tweelichtvensters. In de top bevinden zich meerdere luiken en een hijsinrichting. De bel-etage was de belangrijkste ruimte, die via een brede trap en een centrale ingang bereikbaar was. De eerste verdieping bezat grote ramen. In de linker zijgevel zaten ramen, hetgeen op een mogelijke woonfunctie duidt. De tweede verdieping en de zolders dienden voor opslag. De zolderbalklaag rustte op een uitkragend boogfries. De balklaag was versterkt met korbelen. De kap bezat sporengespannen, waaronder vermoedelijk later ter versteviging spanten zijn geplaatst. De kap was voorzien van een dakbeschot, zo blijkt uit de opgave van de schade van het bombardement van 1601. | 215 |
v. Tecklenburg197. "De Roodenburg". Dit kasteel, en waarschijnlijk ook de naam (naar de steenkleur), zijn beide schier zoo oud als de stad zelve. Het werd bewoond door Henrick Beckerdijn, die een afstammeling zou wezen van Karel de Groote! Roodenburg en De Moriaen betwistten elkander het recht op de tusschenliggende "Tol-brug". Vandaar een groote vijandschap. De verzoening der Edelen werd later, jaren lang, door de Burgers herdacht met een hanengevecht. Roodenburg was voor 3 à 4 eeuwen de schatkamer der stad. | 29 |
InleidingHet WINKEL-WOONHUIS met ACHTERHUIS is in 1910 gebouwd in Eclectische stijl met Neo-Renaissance elementen naar ontwerp van de architect K.C. Suyling. Het is gelegen in het centrum van de stad, op de hoek van de Markt en de Marktstraat, met de winkelpui aan de marktzijde.Een deel van de fundamenten en zijmuur behoorde tot het stadskasteel 'De Roodenburgh' uit de dertiende eeuw, dat in 1910 is gesloopt. OmschrijvingHet pand op rechthoekig grondplan met afgeschuinde hoek is drie bouwlagen hoog en heeft een samengesteld dak. De gevels zijn opgetrokken uit machinale baksteen met natuurstenen elementen en de dakschilden zijn belegd met leien in Maasdekking. De drie zijden van het voorhuis worden bekroond door een trapgevel. De benedenverdieping bestaat uit een winkelruimte en magazijn met tussenvloer. De winkelpui, die zich uitstrekt over twee traveeën van de voorgevel, de afgeschuinde hoek en een travee van de zijgevel, kent getoogde etalage-openingen met granieten kolommen, dito aanzetstenen en en gemetselde togen. Het voorhuis heeft op de eerste en tweede verdieping rechtgesloten vensters met natuurstenen onder- en bovendorpels met op de tweede en derde verdieping natuurstenen aanzetstenen. De vensters zijn hebben schuiframen onder glas-in-lood bovenlicht. Op de eerste verdieping is een tweetal Franse balkonnetjes geplaatst, één in de rechter travee van de voorgevel en één op de afgeschuinde hoek. Beide bestaan uit een smeedijzeren hekwerk en een natuurstenen plaat en kraagstenen. In de rechter travee van de voorgevel is op de tweede verdieping een halfronde erker aangebracht op natuurstenen kraagsteen. De afgeschuinde hoek eindigt in een erkerachtige vensterpartij met houten kozijnen op de derde verdieping. In de voorgevel tussen de twee rondbogen is een gedenksteen aangebracht met een voorstelling van het voormalig stadskasteel en de tekst "GESTICHT/ XII EEUW/ VERNIEUWD/ ANNO 1910/ ROODENBURG". In de blinde zijgevel van het voorhuis is een groot tegeltableau ingekast met natuurstenen dorpel en aanzetstenen van de Maatschappij van Brandverzekering voor het Koninkrijk der Nederlanden, voorstellende hertog Jan te paard die de draak bestrijdt met de tekst "GAAT WEG VAN HIER MONSTER, DIT BOSCH BEHOORT MIJ", gesigneerd door Dorus Hermsen.De zijgevel heeft een gemetselde plint en een hardstenen speklaag en aanzetstenen. Op de begane grond is een getoogde magazijndeur aangebracht en een getoogd venster, alsook een getoogd kelderluik dat wordt geflankeerd door kleine rondvensters. Op de eerste en tweede verdieping zijn rechtgesloten vensters aangebracht met houten kruiskozijnen. De gootlijst is geplaatst op klossen. Het interieur van winkel en magazijn op de begane grond zijn grondig gewijzigd. Ook indeling en inrichting van het voorhuis zijn gewijzigd. De indeling van het achterhuis is in grote lijnen ongewijzigd, doch bevat weinig waardevolle oorspronkelijke details. WaarderingHet winkel-woonhuis met achterhuis is van algemeen belang. Het heeft cultuurhistorische waarde als voorbeeld van een grootstedelijk winkel-woonhuis buiten de Randstad en als voorbeeld van een schaalvergroting binnen een bestaand stedelijk weefsel. Het heeft architectuurhistorische waarde als voorbeeld van Eclecticisme met Neo-Renaissance elementen en als voorbeeld van het oeuvre van de architect Suyling. Het heeft kunsthistorische waarde vanwege het zeldzame tegeltableau in de zijgevel van een Bossche kunstenaar. Het heeft bouwhistorische waarde vanwege de dertiende eeuwse fundamenten en zijmuur, alsook vanwege de toegepaste materialen, waaronder het graniet in de winkelpui, de natuurstenen gevelsteen in de voorgevel het tegeltableau in de zijgevel. Het pand heeft ensemblewaarde vanwege de prominente ligging op de hoek van de Markt en de Marktstraat, in het centrum van de stad. Het is gaaf behouden en zeldzaam als voorbeeld van een groot winkel-woonhuis met achterhuis in Eclectische stijl met Neo-Renaissance elementen. |
Nos 73 en 73a Dit huis was met het huis de Moriaan, waarover later, wel het alleroudste huis der stad den Bosch. Simon Pelgromius schreef in zijnen Oorspronck van 's Hertogenbosch 1) dat: het huys Roodenhurg is oock (evenals het Princenhof teghensover de Vleeschhal) uyt gemeyne middelen tot vercieringhe van de nieuwe Stadt gebouwt ende is langen tijt des Stadtsgeltkamer geweest. Cuperinus deelt erover nog mede 2): Op dieselve tide (+- 1174) dede die hartoghe van Brabant Henrick timmeren op die merct twee plaisante huzen, te weten Royenburch ende tcasteel op die Moriaen. In dese twee huzen woonden twee al te mechtige ende rycke jonckers of borgers, die seer groot ende geacht waren int hoff van Brabant by hartich Henrick; die eene was genaemt Jacop Coppetynende woonden in den Moriaen, die ander was genaemt Henrick Beckerlyn ende woonden op Royenburch, Tussen desen twee jonckers was groote minne ende vrintschap ende aten ende droncken dickwils te samen seer minnelijck ende in grooter vreuchden 3); mer namaels is tussen dese twee jonckers gevallen, door duvels ingegeven, alsoo groote viantscap, dat die gantse stat om haer viantscap viel in groote partyscap ende tweedracht, daer groote moorderye, rooverye ende dootslagen om quamen onder die borgers. Dese groote viantscap ende tweedracht heeft opgenomen in sijn handen hartoch Henrick mit sijn heeren van den hove ende heeft die partyen wederom vereenicht ende een accordt gemaect mit zekere condicien ende articulen ende onder alsoo werdt gedetermineert ende gesloten, dat men van dese voorsz. tweedracht ende partyscap
| 354 | ||||||||||
een jaerlicxse gehoechnis houden sal opten vastelavont mit gevecht van hanen op der stadthuys 4), dat welck tot deser tijt toe (1565 is met eene andere hand in het handschrift van Cuperinus bijgeschreven) noch onderhouden is tussen die Beckerling ende Coptyding. Zooals uit de laatst aangehaalde woorden blijkt, bleven ondanks voorzegde verzoening in den Bosch tot het jaar 1566 de partijen der Beckerlingen en der Coptiten bestaan, wat ook nog blijkt uit J. van Oudenhoven t.a.p. blz. 51 en uit de navolgende Schepenakte van den Bosch van 13 Juli 1560 5): „Alssoo Alaert, soon Jans Gielissoon van Mechelen, corttelingen des werelt, Godt beetert, doer sekere quetsure, by hem in zyne borste ontfangen, afflivich geworden is geweest, daerinne Anna, dochter Jans van Dillen, cremere ende wittige huysvrou des voers. Alaerts, doer praesumptie misdadich werde gehouden ende want de naeste vrienden ende maegen des afflivighens door nerstige inquisitie, by hen daerop genomen ende gedaen, nyet anders en hebben connen gemercken dan dat de voors. Alaert, thuys comende, well gedroncken, begerende van de voorgenoempder Anna, syne huysvrouwe, gelt omme te verspelen by der partye van de Coptyten bijnnen sHertogenbossche ende de voors. Anna, sittende omme haeren maeltijt te houden, heeft sy Anna voors. gelt den voorgen. haeren man geweygert te laten volgen, ende de voors. Allaert, opten voors. sijnder huysvrouwe vergramt wordende, willende haer fortsicheyt aen doene, de voorschreven quetsure door onversienicheyt int nedervallen ofte struyckelende ter eerden van hem selven met eenen mesken gecregen heeft gehadt ende want oock deselve vrienden nyet en connen bevijnden, dat de voors. quetsure by toedoene van der voorgen. Anna, huysvr. des voorschreven afflivigens, geschiet oft gebuert soude moegen wesen ende omme alle vorderen twist, rancune ende geschillen ter saecken voorscreven te verhueden | 355 | ||||||||||
ende oock geconsidereert de onnoesselheyts voorscreven. Soo is by tussen spreken van goede heeren ende mannen, te weetene Bartholomeeussens Loeff, scepen der stadt van 's Hertogenbossche, Meesters Goyaerts Lombaerts, raidtsman derselver stadt ende heeren Andriessens Lambertssoen van Uden, priester, by partyen ter eenre ende ter andere syden daertoe gecoren ende genomen, (eene verzoening tot stand gebracht op de daarbij gestelde voorwaarden). Jac. van Oudenhoven t.a.p. blz. 50 deelt nog mede, dat ter beëindiging van de twist tusschen de Beckerlingen ende Coptiten 6) behalve het hanengevecht mede werd ingesteld eene broederschap van de Swanenbroeders ter gedachtenisse van den Swanenmaeltijdt, op denwelcken de vrede tusschen dese partye ghetroffen ende den burgherlycken twist nedergheleyt was. Joh. Bapt. Grammay in Taxandria cap. 6 pag. 16 maeckt mede ghewagh van de Swanenbroers, alsoo dat het daeruyt blijckt, dat hy van dese Swanenbroederschap mede kennisse ghehadt heeft, maer en stelt daervan gheen beschryvinge, maer hy voeght daerby de Vrouwenbroers(Ill. L. Vr, Broederschap n.l.), daer sy gheen ghemeenschap mede ghehadt en hebben.
Zooals uit Cuperinus t.a.p. blz. 259 blijkt, diende het huis de Roodenburg reeds in 1450 tot ontvangkantoor voor de stadsgeldmiddelen, want hij schreef aldaar: ende dese goede mannen (n l. twee scepenen, twee raetsheeren ende vier deeckenen van verscheyden ambachten) saten op Royenborch ende begonsten omtrent Alderheyligen (met stadsgelden te ontvangen) enz. 7). Van Heurn deelt over de Roodenburg in zijne Beschrijving voorts nog het volgende mede: De rentmeesteren der stad zaten aldaar met derzelver bedienden om stadsmiddelen te ontfangen en stads renten en schulden te voldoen; van stadswege woonde er een kastelijn in, die boven de vrye wooning een jaarlijks loon genoot. In laatere tyden moet het
| 356 | ||||||||||
door de stad verkogt zijn geweest, doch wanneer vind ik niet aangeteekend. Vaster gaat het, dat het in den jaare 1656 noch tot een komtoir door stads rentmeesteren werd gebruikt, zooals dit uit de Geschiedkundige Beschryving der stad en Meyerye op dat jaar blijkt (Van Heurn Historie III p. 69 en vlgd). Wanneer de stad den Bosch het huis de Roodenburg verkocht, als zij daarvan ooit eigenares zoude geweest zijn, is ook mij niet kunnen blijken. Volgens R.A. van Zuylen Stadsrekeningen I p. 55 en 62 had zij het 1500-2 in huur van Katharyn van Beerze 8) en hielden toen hare zes rentmeesters er zitting tot het ontvangen van de stadsgelden en het betalen harer schulden. De stad was dus toen al daarvan geen eigenares,
In 1508 was Dierck van Hedel, zoon van Jacob Willemszn, en een der eerste rentmeesters der stad den Bosch, eigenaar van dit huis, zooals blijkt uit R.A. van Zuylen Stadsrekeningen I p. 171 en was hij dit nog in 1510, daar toch blijkens W. Wakker de Stuerghewalt p. 6 hij toen in dat huis woonde. Hoe het uit zijne familie geraakt is, blijkt niet. Blijkens Cuperinus t.a.p. blz. 77 lach hartich Erich (van Brunswijk) in 1512, alzoo ten tijde, dat hij nog eigenaar van dit huis zal zijn geweest, thuys op Roeyenborch.
Genoemde Dierck van Hedel had eene dochter Catharina, echtgenoote van mr. Goijart Tengnagel en een zoon Jacob van Hedel, die huwde met Elisabeth 9), dochter van Goossen van Doerne en bij haar deze kinderen verwekte (Reg. n° 213 f. 360 en 227 f. 332):
| 357 | ||||||||||
| 358 | ||||||||||
| 359 | ||||||||||
II. Gerard Willegermans Senior, hiervoren onder I b vermeld, huwde 1° Petra, dochter van Philips, den zoon van Petrus Heeren Wouterszoon, van wie hij in 1540 reeds weduwnaar zonder kinderen was; 2° Catharina, dochter van Dirck de Wolff Janszn, die na genoemden van Hedel eigenaar van de Roodenburg was en Maryken N. Hij was pachter der belastingen in den Bosch, weshalve in 1556, hij als pachter, Wouter, zoon van Goijart van Middegael en Maryken, weduwe van Dirck de Wolff, denkelijk als zijne borgen, verklaarden zich hoofdelijk te verbinden om aan Anthonius van der Straten, rentmeester van den Bosch, ten behoeve van de Staten van Brabant te betalen de som van 3338 car. guld ter saeck van den impost van wynen, dranck ende vereenigde beden. Laatstgenoemde weduwe deed bij eene Schepenakte van den Bosch van 1566 (Reg n° 215 f. 64 vso) afstand van haar vruchtgebruik van de Roodenburg ten behoeve van Rombout van Heysel Janszn als man van Catharina, dochter van haar en Dirck de Wolff voornoemd, waarna hij uit dat huis aan Andries van Haren Janszn eene grondrente verleende.
Laatstgenoemde Gerard Willegermans had van zijne tweede vrouw deze kinderen:
| 360 | ||||||||||
Laatstgenoemde Gerard Willegermans stierf kinderloos vóór het jaar 1611, zijne vrouw Elisabeth Muyckens tot zijne eenige erfgename nalatende. Zij erfde dientengevolge van hem de helft van de Roodenburg (de andere helft werd o.a. geërfd door de sub 1 en 2 genoemde kinderen van den onder d genoemden Boudewijn Willegermans) en zoo geschiedde het, dat zij in 1611 tot zekerheid van de terugbetaling der gelden, die zij van Franchoys Loeff Dirckszn had opgenomen, slechts kon verbinden de helffte van zeekere huyse, kelderen voor aen de strate ende erffe, gemeijnlyck genoemt Rodenburch ende alnoch van ende op de helffte van seeckere andere huysen, den voirscreven huyse van Roodenburch annex, gestaen ende gelegen binnen der stadt 's Hertogenbossche aen de gemeyn Merckt ende in de Tolbrugstraet.
| 361 | ||||||||||
In 1615 was zij reeds dood; hare nalatenschap werd toen voor Schepenen van den Bosch verdeeld (Reg. n° 341 f. 60) en daarbij viel ten deel aan hare dochter Catharina Endevoets weduwe van Sr Diego de la Portilio drye vierde gedeelten 13) van eene huysinge met allen haeren toebehoort en gemeynlick genoempt Roodenborch, staende binnen deser stadt aen de gemeyne mercte opten hoeck van de Tolbrugstrate met het drye vierde gedeelte van de twee kelders aen de voorscreven strate onder deselve huysinge gelegen, met de afterwoningen af ter dese huysinge, in de Tolbrugstrate gelegen, van welcke voors. huysinge met allen haeren toebehoorten voorn. 't resterende vierde gedeelte is toebehoorende der voorn. Juffrouwe Catharina Entefous als onlanx by derselver by coope ende transpoorte vercregen sijnde 14). Dit laatste was geschied 8 October 1615 (Reg. n° 253 f. 3), als wanneer Willem Aertszn van Aelst als man van Mayken en Govart Adriaenszn de Raet als man van Bertken, dochters van wijlen Boudewijn Gerardszn Willegermans, aan Catharina Endevoets weduwe de la Portilio verkochten 1/4 in Roodenborch mette twee kelders voor aen de straet ende achtercamer achter 't voirs. huys van Roodenborch ter syde in de Tolbrugstraet, hunne vrouwen aangekomen bij doode harer grootmoeder Catharina de Wolff weduwe van Gerard Willegermans.
Van genoemde weduwe de la Portilio, die alzoo ten slotte algeheele eigenares van de Roodenburg was geworden, werd dit huis geërfd door de kinderen, die zij van haren voorzegden man had. Curator over hen werd tijdens hunne minderjarigheid de Bossche notaris Pieter de Louw. Hij schijnt hunne schulden niet te hebben kunnen betalen, want 16 April 1641 werd dat huis ten laste van hem als curator over die minderjarigen gerechtelijk uitgewonnen; kooper werd toen daarvan Jan Vercamp Henrickszn, die het daarop bij laatste slijtinge 25 September 1642 (Reg. n° 386 f. 256) weder ver-
| 362 | ||||||||||
kocht aan zijnen zoon Hendrik Vercamp. Mr. Johan Gans en Frans Blom kochten dat huis alzoo niet, zooals zij ingevolge hun contract met den Raad van State (zie blz. 225) hadden moeten doen om er eene ruiterwacht van te maken. Hendrik Vercamp voornoemd huwde tweemaal; 1° 11 November 1665 met Cornelia van Breugel, (dochter van Alberten Eeltken van Engelen); zij stierf kinderloos 7 September 1667; 2° 15 September 1669 met Geertruy van Gellicum, (dochter van Dr. Cornelis van Gellicum en Geertruda van Engelen, de zuster van Eeltken voornoemd); deze stierf 11 Januari 1696 en schonk hem twee zonen: a. mr Johannes Benedictus Vercamp, die huwde met Catharina van Emmerick, waardoor hij vader werd van: Maria Gertrudis Vercamp, de vrouw van mr. Antonius Josephus van der Vliert, griffier van Brugge, en van mr Andreas Ignatius Vercamp, die Maria Agnes van Kessel trouwde; b. Cornelis Willem Vercamp, priester te den Bosch. Deze laatste erfde van zijnen vader, die 4 Juni 1679 overleed, het huis de Roodenburg; toen ook hij was komen te sterven, verkochten de executeurs van zijn testament, zijnde mr. Antonius van der Vliert voornoemd en Jacob Gysselen woonachtig te den Bosch, dat huis den 30 Mei 1750 (Reg. n° 570 f. 35) aan Johan van Hanswijk, koopman aldaar; het werd alstoen omschreven als: een groot, schoon huys, voorsien met verscheyde vertrecken, met een extra groote kelder en nog een klijnder dito, genaamd Roodenburg. Laatstgenoemde verkocht dat huis den 1 Juli 1757 (Reg. n° 576 f. 308) weder aan Wendel Kilian, die uit Bingen naar den Bosch verhuisd was en zich aldaar gevestigd had als koopman in wijnen en gedistilleerde wateren; hij huwde er in 1755 Lamberdina Mosmans, die hem acht kinderen schonk, van wie Jan Willem Kilian en Franz Kilian den 7 Maart 1794 de Roodenburg voor hun deel bekwamen. Later was dit huis het uitsluitend eigendom van den eerstgenoemde hunner, die ontvanger-particulier van het Arrondissement Eindhoven te Eindhoven was en tot vrouw had Magdalena Isabella Heynselmans. Den 27 October 1818
| 363 | ||||||||||
verkocht hij bij openbaren verkoop, gehouden ten overstaan van den Bosschen notaris Jan de Bergh, de Roodenburg met een daar achter in de Marktstraat staand pakhuis voor de som van fl 3985 aan Moses Levy de Hartog, van wien het ten slotte kwam aan zijne afstammelingen, zijnde de kinderen van den Bosschen advocaat Mozes Pinkhof Schlesinger; dezen verkochten het 23 December 1908 aan de gemeente den Bosch, welke den eigendom daarvan wenschte te hebben om dat huis zoo te kunnen doen verbouwen, dat het niet langer meer zoude zijn eene ontsiering van de Markt, zooals het toen ter tijde was doordien het eene woning-kazerne voor geringe ambachtslieden geworden was. Die gemeente heeft daarop 24 Februari 1910 de Roodenhurg verkocht aan de te Bosch gevestigde firma K.C. Suyling en Zonen onder verplichting dat gebouw af te breken; deze heeft daaraan voldaan en alstoen andere huizen daarvoor in de plaats heeft gezet, waardoor de Markt werkelijk is verfraaid geworden. Van Heurn deelde in zijne Beschrijving over de Roodenhurg nog het volgende mede: De muuren van hetzelve schynen nog geheel in weezen te zijn; het steenwerk daarvan is hegt en met zogenaamde reuzenmoppen gebouwd; het werd, om redenen my onbekent, Rodenburg genaamt. Ik vermoed, dat het dien naam kreeg naar de hooge roode kleur der steenen van zijnen voorgevel, die echter bij de afbraak geene reuzenmoppen bleken te zijn, denkelijk ten gevolge eener vroegere verbouwing; de steenen der overige muren van dit huis, dat blijkens Molius gemetseld was van praegrandes lapides, waren dat wel. Bij de slooping van dit huis werd niets bijzonders gevonden, behoudens dat in een zijner zijgevels zoogenaamde metsergaten zich bevonden en dat op zijnen zolder planken te voorschijn kwamen, waarin tijdens den tachtigjarigen oorlog krijgsgevangenen hunne namen hadden gegrift; zij worden thans in den kelder van het Stadhuis van den Bosch bewaard.
| 364 |
Noten | |
1. | Id. Jac. van Oudenhoven t.a.p. blz. 14. |
2. | Dr. C.R. Hermans Kronijken p. 30. |
3. | Volgens Molius Annales hadden zij zelfs over de Marktstraat eene brug tusschen elkaars huizen geslagen om zoo spoedig mogelijk bij elkander te kunnen komen. |
4. | Men zie over deze hanengevechten Dr. C.R. Hermans Kronijken blz. 236, 248 en 253. |
5. | Reg. no. 649 f. 66. |
6. | Zie over de Coptiten Taxandria VII p. 26 en 27. |
7. | Cf. nog van Heurn Historie I p. 520. |
8. | Zij zal eene dochter geweest zijn van Dirck van Beerze, die als eigenaar van de Roodenburg vermeld wordt in Reg. n° 170 f. 106. |
9. | Zij hertrouwde na zijnen dood in 1533 met Henrick van Eyndhouts Arndszn, wien zij schonk eene dochter Maria, die huwde met Henrick van Staeckenbroek. (Reg. n° 227 f. 332). |
10. | Reg. n° 213 f. 360. |
11. | Zij zal eene dochter geweest zijn van Petrus Muyckens Jan Arndzn en Catharina, de dochter van Willem Ghysselen Henrickszn. In 1603 kocht jonker Willem Mujckens, zoon van wijlen mr. Petrus Muyckens, een huis in den Bosch. |
12. | Hunne kinderen waren de volgende: a. Borchard Endevoets, heer van Zwanenburg die in 1616 te Duisburg woonde en huwde met Catharina van Dript, welke na zijnen dood hertrouwde met Godefroy Kiespenninck. Jonker Wolphart Endevoets, echtgenoot van Maria van Boshuysen Nicolaas dochter en mr. Gualther Steinlagen (zoon van Jonker Henrick van Steynlagen), echtgenoot van Maria Endevoets, (de dochter van Borchard en Catharina van Dript), als momboiren over Jonker Godevaert Adriaan Endevoets, onmondigen zoon van Jonker Borchard en Catharina van Dript en als gemachtigden van hunne medemomboiren, die te Duisburg woonden, verkochten in 1635 aan Wolphart Endevoets, den eerstgenoemde hunner, een hooch steenen huys, in syne grachten liggende, gemeynlijck genoemptden Swaenenborch, gestaen ende gelegen binnen der parochie van Esch, en de daarbij behoorende landerijen, hunnen pupil aangekomen bij scheiding en verdeeling der nalatenschappen van jonker Borchard Endevoets en Catharina van Dript, welke den 21 Mei 1635 voor Schepenen van Esch gepasseerd was. b. Gijsbrecht Endevoets. Omtrent hem komt in eene Bossche Schepenakte van 22 Juni 1613 het volgende voor: Joncker Gysbert Endefous, sone Joncker Wolphart Endefous, van denselven Joncker Wolphart ende saliger Juffrouwe Mechtelt van Hedel, sijn huysvrouwe, dochter wylen Gijsberts van Hedell, sone wylen Jacobs van Hedel Dirxzn, ende te samen verwect, heeft opentlijck mits dcsen beleden ende bekent, dat Willem, sone wylen Willems Louiszn van Wyck, wullenlakencooper, als proprietaris der nabescreven onderpanden, aen sijns Joncker Gijsberts handen heeft affgelost ende gequeten eenen jaerlicken ende erffelicKen chijns van enz., te betaelen enz. van ende uut eenen huyse ende erve, gelegen in 's Hertogenbossche in de Vuchterstraet enz., wekken chijns Henric, sone wylen Jans Dachverlies, enz. 30 Dec. 1530 opgedragen heeft gehadt den voirn. Jacob, den sone wylen Dirix van Hedel. Hetgeen vermeld staat in A. Sassen De Protocollen der Helmondsche notarissen no. 14 betreft waarschijnlijk dezen Gijsbert Endevoets. Hij woonde in 1616 te Duisburg. c. Lodewijck Endevoets, die blijkbaar jong, althans vóór 1615 stierf. d. Wolphart Endevoets; hij was in 1616 eveneens te Duisburg woonachtig en huwde Maria van Boshuysen dochter van Nicolaas en Ida, de dochter van Willem Muyckens. (Een Willem Muyckens was blijkens eene Bossche Schepenakte van 1612 gehuwd met Geertruid, dochter van Berthold Back genaamd Wijtfliet en Maria de Borchgrave; hunne kinderen waren blijkens Bossche Schepenakten van 1643 en 1650: Berthold, die huwde met 1° Geertruid van Heerdt, dochter van Palick, drossaard van Hedel en weduwe van Jacob Suermondt; 2° Johanna N., die hem 4 kinderen schonk; 2. Tobias, 3. Catharina en 4. Elisabeth Muyckens; de drie laatstgenoemden verbonden in 1650: een adelijck huys ende hoeve genoempt Ruydonck, gelegen te Haaren); e. Catharina Endevoets, huwde met Sr Diego de la Portilio, commissaris der monstering ten dienste der Aartshertogen Alberten Isabella; zij schonk hem eene dochter Anna Maria de la Portilio (die huwde met Jan van Wittenberch), alsmede zonen. Men zie verder over de familie Emdevoets Taxandria V p 141. en volgende. |
13. | Een vierde moet de erflaatster alzoo nog na 1611 verkregen hebben. |
14. | Reg. n° 252 f. 151. |
Op een markante situatie, namelijk op de plaats waar de Tolbrugstraat op de Bossche Markt uitmondt. Waarschijnlijk is een reeds vroege naam op het - in deze eeuw gesloopte - gebouw overgegaan. Dit 'roden' wordt door M. Gysseling met 'gerooid bos of struikgewas' in verband gebracht. De totale situatie biedt wel houvast voor deze verklaring, namelijk het eerder genoemde (moeras-)bos nabij de grens van Vught. Men kan zich met weinig moeite voorstellen, dat een markt onstaat in de nabijheid van een sterkte. | 58 |
„Gesticht XII eeuw, Vernieuwd anno 1910„ luidt de tekst op een gevelsteen aan de Bossche Markt. Staat hier dan een 12e eeuws monument? Het lijkt er in ieder geval helemaal niet op! Stadskronieken beschrijven dat de Brabantse hertog in 1174 „dedetimmeren op die merct twee plaisante huizen”. Het waren de Moriaan en de Roodenburg. Het woord 'timmeren' betekende in die tijd 'bouwen' en in werkelijkheid waren beide, grote panden de eerste stenen woningen in de stad. De panden leken niet erg op elkaar; de Roodenburg was gebouwd in een romaanse stijl (met bijvoorbeeld rondbogen), terwijl de Moriaan een moderner aanzicht had: er werden spitsbogen gebouwd.
Diverse functies had de Roodenburg. Het was gebouwd als een stadskasteel. Op het eind van de 15e eeuw was het een brouwerij. De stad huurde de Roodenburg en in de eerste helft van de 16e eeuw was de 'stadsrekenkamer' (de afdeling financiën; zouden wij nu zeggen) er gevestigd. Namens de stad woonde toen ook een kastelein in het pand, die naast de brije inwoning ook een jaarloon ontving. In 1558 vergaderde er zelfs het Bossche stadsbestuur, omdat in de huizen rondom het stadhuis de pest was uitgebroken en men angst had voor die gevreesde ziekte.
In de loop der jaren is het pand flink verbouwd geweest. De stadsbrand van 1419 heeft het pand beschadigd, zodat herstellingen nodig waren. Bij het Beleg van Maurits in 1602 werd het dak beschadigd en hersteld. In ieder geval vóór 1780 is de middeleeuwse, in romaanse stijl gebouwde trapgevel, vervangen door een 18e eeuwse gevel met een kroonlijst. Maar ook in de eeuw daarop gingen de verbouwingen door.
Het waren voornamelijk inpandige verbouwingen en langzamerhand werd het eens zo belangrijke stadskasteel 'eene woning-kazerne voor geringe arbeidslieden'. (Evenzo gebeurde dit trouwens met De Moriaan!)
Vanaf 1880 wordt de Roodenburg voor een deel verhuurd aan vishandelaar Hartman en later aan diens collega Tecklenburg. De gemeente kocht het in 1908. In die tijd verkeerde het in een zeer slechte staat. Zoals altijd stond men toen ook al voor de keuze: restaureren of slopen? Er waren kunstliefhebbers die het pand wilden restaureren en er een museum in vestigen. Het stedelijk museum, bewaard op de zolders van het Stadhuis, zou er in ondergebracht kunnen worden.
De sloop ging door: de meerderheid van de Bossche gemeenteraad was vóór. Jan Mosmans maakte ijverig aantekeningen in het bedreigde pand, publiceerde de bouwgeschiedenis ervan in een tijdschrift De Bouwwereld en trachtte een reconstructie te maken. Op papier gebeurde dit wel; in werkelijkheid niet. Slechts op de gevelsteen is nog iets van de oude luister te herkennen.
Architect Suyling handhaafde weliswaar de oude kelders, maar er kwam een nieuw pand in: een winkel die verhuurd werd aan de kruidenier Simon de Wit. Mosmans laatste woorden in De Bouwwereld: „Weldra zal echter de slooper zijn werk aanvaarden en dan is 's-Hertogenbosch weder eene herinnering armer.” Zo gebeurde het ook.
|
1975 |
A. van DrunenDe Moriaan en de RoodenburghBoschboom Bladeren 17 (1975) 3-40 |
|
1990 |
Henny MolhuysenVerhalen en legenden : RoodenburgBrabants Dagblad donderdag 20 september 1990 |
1500 |
Kapittel 18Het huis Rodenburg op de markt stads rekenkamer.
R.A. van Zuylen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch I (1863) 55
|
|
1501 |
Kapittel 20Het huis Rodenburg op de markt stads rekenkamer.
R.A. van Zuylen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch I (1863) 62
|
|
1502 |
Kapittel 20Het huis Rodenborch op de Markt, stads rekenkamer.
R.A. van Zuylen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch I (1863) 71
|
|
1507 |
Kapittel 37
R.A. van Zuylen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch I (1863) 171
|
|
1511 |
Kapittel 62
R.A. van Zuylen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch I (1863) 251
|
|
1515 |
Kapittel 68Het huis Rodenborg op de Markt, dit jaar stads rekenkamer.
R.A. van Zuylen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch I (1863) 305
|
|
1527 |
Kapittel 72Stads rekenkamer in den huize Roodenburg op de Markt te 's Hertogenbosch.
R.A. van Zuylen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch I (1863) 453
|
|
1529 |
Kapittel 96Voor de deur der stads rekenkamer een raam gemaakt waarop stads wapen geschilderd werd.
R.A. van Zuylen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch I (1863) 465
|
|
1552 |
Kapittel 18De rentmeesters administratie van het huis Rodenborg naar het Stadhuis overgebragt.
R.A. van Zuylen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch I (1863) 681
|
|
1587 |
Kapittel 16De Regeringsleden vlugten naar het huis Roodenburg, omdat de pest in en om het Stadhuis heerschte.
R.A. van Zuylen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch II (1866) 1069
|
1881 | H. van Opstal (mr. huisschilder) - C.L. Strijbosch (partikulier) |
1908 | J. Dubbeld (kleermaker) - W. Dubbeld (kleermaker) - H. van Teckelenburg (visch- en kaashandelaar) - J.W. Trum (fruithandelaar) |
1928 | fa. K.C. Suijling en Zn. - J.H.P. van Valkenburg |
1943 | Bureau Woninggids v/h K.C. Suyling en Zn. (assuradeur) - M.H. Pos (onderbaas) |
1928 | Simon de Wit |
1943 | Simon de Wit N.V. (handel in koloniale waren) |
Hans Boselie en Peter-Jan van der Heijden, Bossche monumenten in beeld (1975) 62
Henk Henkes, Van den Raethuys tot Stadhuis (2016) 11, 14, 199, 247
Jan Sanders, Kroniek van Molius (2003) 87, 217, 313, 367
A. van Sasse van Ysselt, 'Het huis De Roodenburg' in: Taxandria (1909) 193-205